Albert Ploeger Kunstmeditaties

(Categorie: Bijbels)

Jij moet het zelf doen

De Franse, van oorsprong Joods-Hongaarse schilder Miklos Bokor heeft een intrigerend werk gemaakt, dat wonderwel aansluit bij een passage uit het Evangelie van Johannes (12:20-33). Het is Jezus’ laatste week, hij is naar Jeruzalem gegaan om daar zijn Koninkrijk te vestigen, maar dat kost hem wel zijn leven.

schilderij Miklos Bokor

We zien een kleine mens, geknield, die in angst en verdriet de handen opheft naar een grote man, die óver hem heen wegkijkt.

Ik kan mij, na lezing van zijn levensbeschrijving, voorstellen dat dit beeld veel zegt over het leven van Miklós Bokor. Geboren in 1927, werd hij in de oorlog eerst met zijn familie naar Auschwitz getransporteerd. Later kwam hij nog in andere concentratiekampen terecht. Als enige uit het gezin overleefde hij en trok later naar Frankrijk. Zijn leven bleef getekend door de nazi-terreur. Bovendien verloor hij een zoon. Meestal maakt hij donkere, je zou kunnen zeggen sombere schilderijen, met weinig of geen kleur.

Toen ik het schilderij zag in Parijs, terwijl ik nadacht over een meditatie in de passietijd uit het Evangelie van Johannes, wist ik meteen: dit is wat ik had willen zeggen. Het is al te zien!

Tenminste, als christen zag ik er in wat ik bedoel; de jood Bokor zal er een andere betekenis inleggen.
Volgens het Evangelie vragen Griekse mannen of ze Jezus mogen zien. Jezus heeft echter aandacht voor iets heel anders; hij zegt dat het uur van zijn verheerlijking nabij is. Terwijl hij weet dat daarmee tegelijk het uur van zijn zware lijden is aangebroken.
De ene graankorrel moet sterven om veel vrucht te dragen.
Kortom, wie nu nog naar Jezus vraagt, zoals die Griekse mannen, wordt op de weg van de verhoogde Christus gewezen.

De aardse Jezus zegt echter: nu heb ik angst. Want hier en nu is het uur van de beslissing. En wat is in dit uur het juiste gebed tot mijn Vader? Zal ik God smeken dat ik mag weglopen voor mijn taak? Zal ik bidden: “Vader, red mij uit dit uur?”

Het is aangrijpend, dit uur; en wat doet de Vader? Op het schilderij van Bokor kijkt de Vader weg, over zijn Zoon heen. Zo godverlaten kan Bokor zich gevoeld hebben in het concentratiekamp.
Maar je ziet ook dat de Vader zijn Zoon niet van zich afschudt; je ziet dat hij in een bepaalde zin toch geheel solidair is met Jezus. Nu begrijp je beter dat een soort nimbus hen beiden omvat; ze zijn onafscheidelijk, en toch ieder voor zich. God is God, Jezus is mens. De mens Jezus moet geheel alleen zijn lijdensweg gaan, om het lijden van God zelf met zijn schepping en met de mensheid te ondergaan.

Toch is het aangrijpend. Het lijkt erop alsof de Zoon geen contact kan en mag maken met de Vader. Maar Jezus begrijpt dat dit nu juist zijn lot is. Hij is de mens die Gods wil moet volbrengen. Jezus klaagt niet: “Vader, redt mij uit dit uur!” Nee, Jezus weet dat hij juist gekomen is om in deze situatie te geraken. Vandaar dat Jezus zich geheel eenswillend met de Vader toont: “Vader, verheerlijk nu uw naam.” In tegenstelling tot mythen over andere religieuze helden wordt Jezus op dit moment niet gered uit het gevaar, maar zal hij de allergrootste diepte van de kruisdood op zich nemen.

Ik moet steeds denken aan andere martelaren, tot de dag van vandaag de islamitische zelfmoordaanslagen. Het is echter niet zomaar een besluit van Jezus om zichzelf op te offeren voor een grootse zaak, maar volgens Johannes een gebeuren waar God de Vader zelf in mee gaat; vandaar de stem die alleen de gelovige kan horen: “Ik heb mijn heerlijkheid getoond en ik zal mijn heerlijkheid opnieuw tonen.” Want in Jezus’ handelen is nu juist het wezen van Gods eigen heerlijkheid openbaar geworden. Deze heerlijkheid is het tegendeel van aardse macht en onderdrukking. Door zijn dood vervolmaakt Jezus het openbaar worden van God, als de God van barmhartigheid en gerechtigheid voor de onderdrukten.

Dit alles verstaat de schare niet, ze horen gewoon een donderslag.

De ware zin van dit uur wordt door Johannes beschreven als Jezus zegt: “Nu gaat het oordeel, de krisis over deze kosmos, en wordt de heerser van deze wereld weggesmeten uit zijn machtsgebied.” Op dit precieze moment in de tijd ligt het verleden met alle kwaad achter ons en zien wij uit naar het nieuwe leven, leven met elkaar in barmhartigheid en gerechtigheid.

Maar dit alles verstaat de schare niet, ze horen de stem van God die de Zoon verheerlijkt niet, en ze begrijpen de woorden die de Zoon zegt ook niet.

Hebben zij eigenlijk geen gelijk gekregen?

Ik kijk opnieuw naar het schilderij van de joodse man Bokor, overlevende van de concentratiekampen. Zijn leven lang heeft hij geschilderd om zijn trauma te verwerken, de moord op miljoenen volksgenoten. Hij was erbij, als jongen van 15 tot 18 jaar. Niet voor niets is zijn werk meestal donker, bijna kleurloos.

Het is niets gedaan met God, met mensen die woorden gebruiken als barmhartigheid en gerechtigheid. Bokor’s kunst is moeilijk te begrijpen, ja afstotend, zegt zijn galeriehouder in Parijs. En dat maakt het juist zo krachtig en zonder concessies. Toch, vernemen we, is Bokor’s werk een getuigenis dat er, ondanks alles een menselijke toekomst mogelijk is, indien we tegelijk maar niet de beide kanten van de gruwel vergeten: die welke de mens zich al heeft aangedaan en die welke de mens zich nog kan aandoen.

Bokor is een joodse man. Mijn gebruik van zijn schilderij zal hij waarschijnlijk niet begrijpen, misschien afwijzen. Als hij al zijn geloof bewaard heeft, zou deze afbeelding goed kunnen weergeven wat zoveel joden ervaren hebben: in Auschwitz was God afwezig. Klaag maar, net zoals Job, klaag maar, zoals de dichter van Psalm 38 en vele andere psalmen, klaag maar, Bokor. Jullie mensen zullen het op aarde zelf moeten doen.

Nee, de Vader kijkt niet om naar de Zoon. Jezus kan nog zo zwaar steunen, hij krijgt geen bemoedigend schouderklopje. Hij hoort enkel en alleen die stem, en we zouden kunnen denken: was dat geen verbeelding?

Wel, de gelovige, Jezus voorop, neemt aan dat die stem er wel degelijk geweest is. De fluistering van Gods Geest. Maar bovenal horen we: Jezus, je moet het helemaal zelf doen. Ik lijd geheel en al met je mee, maar: je moet het zelf doen.

Ik heb dankbaar gebruik gemaakt van Rudolf Bultmanns oude commentaar.