Albert Ploeger Kunstmeditaties

(Categorie: Algemeen)

Mondriaans zoektocht naar het licht

Een stad die in het licht baadt, kan niet verborgen blijven. New York. Men kan New York gerust het ideale einddoel van de levensreis van de schilder Piet Mondriaan noemen. Hij werd in 1872 geboren in Amersfoort waar wij kortgeleden het Mondriaanhuis bezichtigden, met veel informatie en enkele vroege werken, zoals Kan met Uijen uit 1892, toen hij nog bij zijn ouders in Winterswijk woonde.

Mondriaan, Kan met Uijen (1892)
Mondriaan, Kan met Uijen (1892)

In datzelfde jaar begint hij een eigen leven. Hij reist vanuit een natuurlijke omgeving, Winterswijk, via lange jaren Amsterdam, Parijs en Londen, tenslotte naar de stad der steden. In New York, centrum van de Amerikaanse technologie en cultuur, herkende hij zijn zoeken naar een spiritualiteit die niet alleen geestelijk is maar ook gestalte aanneemt in het materiële.

Mondriaan wijdde zijn hele leven als schilder aan de zoektocht naar – wat hij noemde – de zuivere beelding van zijn levensovertuiging. Zijn ouders waren gelovige calvinisten, hun zoon zette zich af tegen het christendom. Hij was echter wel een man met religieuze, mystieke aanleg en werd lid van een hindoeïstische theosofische orde. Van hun leer bleef in later tijd bij Mondriaan vooral het evolutionaire aspect over. Hij schreef veel over zijn levensreis, die hij heeft ervaren als een tocht van voor zijn geboorte, via bewustwording als mens op aarde, naar de nieuwe eenheid, op een nog hoger niveau dan de voorgaande, de Nieuwe Stad die baadt in het licht, de stad van de voleinding. Zouden zijn ouders, als zij nog geleefd hadden, het licht dat hij uitstraalde in zijn latere werk ook hebben gezien als licht van het Evangelie, licht van Christus?

Zijn schilderkunst wordt vanaf het begin gekenmerkt door een eigen stijl, door een spel van lijnen. Reeds in zijn vroege werk komt dat naar voren. Vaak schilderde hij kale bomen met hun aparte structuur van takken.

Mondriaan, Dorpskerk in Winterswijk (1898)
Hooiberg achter silhouet van boom (1900)
Dorpskerk in Winterswijk (1898) Hooiberg achter silhouet van boom (1900)

Vijftien jaar later schildert hij puur abstract; enkel wat hij in zijn innerlijk heeft vastgelegd: een “beelding” noemde hij dat, die alleen nog maar bestaat uit horizontale en verticale lijnen. Weer later schilderde hij in de primaire kleuren rood, blauw en geel, met zwarte lijnen en zwarte en grijze vlakken. En soms een wit vlak.

De laatste drie jaar leefde Mondriaan in New York, voor hem de stad van het licht, de nieuwe technologische wereld. Hij ademde een nieuwe cultuur in, niet in het minst de jazz. Hier is het spiritueel-universele máterieel aanwezig. Deze stad verwijst naar de verre toekomst: hij vergeleek haar met het nieuwe Jeruzalem van de volmaakte mensheid. Hier maakte hij op zijn eenenzeventigste jaar, in 1943 en begin 1944, zijn laatste, onvoltooid gebleven werk Victory Boogie Woogie.

Victory Boogie Woogie (1943/44)
Victory Boogie Woogie (1943/44)

Als schooljongen was ik al gefascineerd door Mondriaan. Ik moet ze hebben gezien in Kröller-Müller, waar ik nog altijd eerst naar een compositie in lijn en kleur uit 1913 loop, en vooral in de rijke collectie Mondriaans van het gemeentemuseum in Den Haag. Een kopietje van een van zijn composities uit 1921 hing wel tien jaar op mijn kamer, in de tijd dat ik bouwkundige was. Pas veel en veel later ging ik er over nadenken waarom het mij zo fascineerde.

Compositie in lijn en kleur (1913)
Compositie met rood etc. (1921)
Compositie nr II–compositie in lijn en kleur (1913) Compositie met rood, blauw, zwart, geel en grijs (1921)

Op dat werkje uit 1921, Compositie met rood, blauw, zwart, geel en grijs, dat ongeveer 35×40 cm groot is, staat een blinkend wit vierkant dat aan alle kanten in een zwart kader is ingeraamd. Er zijn nog zeven andere aanzetten van vierkanten, maar daarvan lopen de velden niet door tot aan de buitenkant. De structuur van het werk is: een gesloten lichtend veld, met daar omheen andere velden die bij wijze van spreken buiten het doek eindeloos doorlopen. Op die manier zocht Mondriaan naar een openheid die het ene, lichte veld in verbinding brengt met de eindeloze universele ruimte. Het werk, zeker de witte kern, behoort tot de geestelijke wereld. In de materiële wereld is veel moeite en leed en duisternis. Maar Goddank, het materiële is evengoed zeer waardevol. Het rood, geel en blauw geven kleur aan de wereld. Het heldere, lichte veld verlicht immers de materiële wereld; dit is het licht dat de duisternis verlicht. Het licht, het geestelijke, geeft volop waarde aan het materiële.

Wie enkel spiritueel-géestelijk leeft, leeft maar half, meende Mondriaan. Men kan gelijktijdig rijpen in bewustzijn van het spiritueel-materiële. Elke mens kent de strijd om een evenwicht te vinden tussen geest en materie, het geestelijke en datgene wat een mens daarmee kan aanvangen in de alledaagse materiële werkelijkheid. Mondriaan zegt: Ook wanneer de mens niet volmaakt is en vaak moet lijden, "ook wanneer de mens zichzelf niet echt kan bevrijden, kunnen we toch wel onze visie vrijmaken..." En vol optimisme voegt hij daaraan toe: "Laten wij dan het werk van het daglicht vorm geven."