Albert Ploeger Kunstmeditaties

(Categorie: Essays)

Leonardo Da Vinci (1452-1519) I – De buitenwereld

  1. Context
    1. De Renaissance
    2. De politieke machthebbers rond Florence
  2. Vasari over de bekwaamheden van Leonardo
  3. Homo universalis
  4. Mijn eerste bezoeken aan het Louvre

1. Context

De Renaissance

In de twee eeuwen vanaf de geboorte van Nicolaas van Cusa in 1401 tot de dood van Giordano Bruno in 1600 was er geen enkele filosoof die zich serieus bezig hield met problemen op kunstgebied. Dat zou men wel verwachten, meent Monroe C. Beardsly in zijn Aesthetics.1 Want deze periode was een enorme bloeitijd van de kunsten, zowel op het gebied van schilder- en beeldhouwkunst als van dichtkunst en muziek. In de filosofie lagen de scholastieke systemen van Thomas van Aquino en zijn opvolgers, gebaseerd op het gedachtegoed van Aristoteles, vast. In de volgende eeuwen kwam het neo-platonisme op, dat het esthetisch-filosofische denken bevorderde. Dit gebeurde in de tijd dat Da Vinci leefde met name door Marsilio Ficino (1433-1499). Hij besprak de metafysische problemen die samenhingen met esthetiek. “De wereld is samengesteld uit vormen en ideeën die we in het Latijn mundus en in het Grieks kosmos, geordendheid, noemen”. De schoonheid van de wereld spreekt ons aan. Liefde is ons verlangen naar schoonheid: aangetrokken worden tot het Goede onder het aspect van schoonheid. Deze schoonheid vinden we in de harmonie van de elementen: in de harmonie van de deugden van de ziel, de kleuren en lijnen van de zichtbare dingen en in de tonen van de muziek.

Overigens geeft Beardsley, m.i. terecht, minder gewicht aan Ficino’s denken dan aan dat wat de beroemdste kunstenaars (voor en rond 1500) zoals Alberti, Da Vinci, Michel Angelo (die jonger was en veel langer leefde;2 hem en Dürer laat ik buiten beschouwing) zelf zeggen over hun esthetische praktijken.

Alberti compenseerde zijn eigen gebrek aan talent door zijn onderwerp nauwgezet te bestuderen en zo mogelijk op te meten. De schilder moet empirischer werken en niet meer uitgaan van een hoger symbolisch doel; hij zal zijn object zo opzetten dat de afbeelding meer driedimensionaal waarheidsgetrouw wordt door te letten op massa en diepte. Deze uitgangspunten laten de geest van de Renaissance zien. Hij wil dat een werk “istoria” is: de handelingen, de getoonde emoties, moeten passen bij het onderwerp. Dit vereist ook dat een schilder weet wat een gebeurtenis inhoudt en of het onderwerp en de omgeving goed zijn weergegeven. Een schilder moet dus ook een wetenschapper zijn. Nieuw en belangrijk in Alberti’s voorstellen is, dat hij uitgaat van de directe waarneming van de kunstenaar.

Veel van Alberti’s voorstellen zijn verwerkt in het schildersconcept van Leonardo. In diens eigen onvoltooide werk Verhandeling over de schilderkunst wilde hij de wetenschap van het schilderen laten zien als representatie van natuurlijke objecten, als een empirisch gebeuren. Hij stelt dat zowel empirische observatie als formeel denken beide aan de orde zijn in schilderen. En daar moet je je nauwgezet aan houden: “de spiegel, bovenal, moet je zien als je meester”. Want die geeft exact weer hoe jij of een ander voor de spiegel eruit ziet. Dit vereist dat je let op de bewegingen van het lichaam en de snelheid van zijn handelen, zodat ze passen bij de condities van de geest van een bepaalde persoon. In zijn eigen beschrijving – verderop – van het Laatste Avondmaal in Milaan zal dat duidelijk blijken. De kennis, hoe een mens zijn emoties in gezichtsuitdrukking en gebaren laat zien, krijg je door zorgvuldige observatie van het menselijk leven. Wil je bijvoorbeeld verdriet weergeven, dan kan dit door mensen die actueel verdriet hebben, ter plekke te schetsen. Hij claimt dat een schilderij de vormen van wat de natuur uitwerkt waarachtiger kan weergeven dan een gedicht.

De politieke machthebbers rond Florence

Er waren slechts weinig kunstschilders die van hun werk konden leven. Ze waren aangewezen op de adel en andere rijken, de machthebbers. Dat geldt ook voor Leonardo da Vinci. Hij werd geboren in het dorpje Vinci bij Florence en heeft een groot deel van zijn leven in of nabij deze kunstmetropool gewoond. Zijn leermeester was de beroemde schilder en beeldhouwer Andrea del Verrocchio (1435-1488). In het bijzonder diens standbeeld van Colleoni te paard in Venetië is belangrijk. Leonardo overtrof hem later als schilder, maar zijn pogingen om in Milaan een nog groter ruiterstandbeeld te maken dan dat van Verrocchio, mislukten.

Hij verbleef ook korte tijd in Rome en Venetië en langer in Milaan en tenslotte nog vier jaar als hofschilder in dienst van koning Frans I (1494-1547) van Frankrijk, die in 1515 te Reims tot koning werd gekroond. Leonardo heeft te maken gehad met de rivaliteit van Florence met Pisa, dat dichter bij zee aan de Arno lag en de doorvaart kon belemmeren. Hier en in Venetië heeft Da Vinci ideeën ontwikkeld over het beheer door de staat van waterwegen.

In Florence heerste Lorenzo de’ Medici (1449-1492) die grote schilders als Botticelli,3 Da Vinci en Michelangelo opdrachten gaf. Tot op de dag van vandaag kent men aan deze periode een hoge cultuurhistorische waarde toe: Florence als bakermat van de renaissance.

Da Vinci Desco da parte
Da Vinci: Desco da parto

Met dit gedenkbord (desco da parto) werd de geboorte van Lorenzo gevierd. Hij was de meest beroemde heerser in Italië uit deze tijd en ook een belangrijke dichter en beschermheer van de kunsten. Op het bord zien we edelen die hem trouw zweren. Centraal staat de allegorische verbeelding van Roem, met vleugels uit het familiewapen van het geslacht van de Medici. Op deze kostbare schaal bracht men lekkernijen aan Lorenzo’s moeder in het kraambed. Het bord is gemaakt door de jongere broer van de grote schilder Masaccio.

Florence
Florence met de Dom

De Dom Santa Maria del Fiore is de trots van Florence. Zij is gebouwd in de periode 1418-1436 door de architect Brunelleschi. Het meest indrukwekkend is de koepel. De totale hoogte aan de buitenkant bedraagt 114,5 m., en de binnenkant van de koepel ruim 90 m. De koepel is gebouwd zonder bekisting. Niemand geloofde dat dit kon, behalve Brunelleschi zelf. Hij liet telkens één laag baksteen in het rond metselen met een iets kleinere middellijn als de laag eronder. Het lukte hem en het staat nog net zo stevig als toen. Tussen de dubbele wanden van de koepel kun je via 463 smalle traptreden de top bereiken, die begint met een terras. Het uitzicht is, zoals ik zelf in 2004 ervaren heb, fenomenaal.

In 1492 overleed Lorenzo de’ Medici. Leonardo heeft als jonge man nog voor hem gewerkt in de tuin van de Medici bij de Piazza San Marco. Hij moest daar, net als Verrocchio voor hem en Michelangelo na hem, de verzameling van antieke werken beheren. Dit was zijn eerste kennismaking met de antieke kunst; later, in 1501 bezocht hij korte tijd Rome. Reeds in 1478 was er een samenzwering tegen de Medici, waarbij Lorenzo’s jongere broer vermoord werd. Lorenzo liet net zolang zoeken tot men in Constantinopel de dader vond en hij hem kon laten ophangen in Florence. Leonardo maakte een tekening van de terechtstelling.4

Lorenzo’s zoon Piero was niet capabel om de macht over te nemen en mede daardoor wist de dominicaner monnik Savonarola uit Ferrara uit te groeien tot een van de belangrijkste figuren in Florence uit die tijd.5 Twee jaar na Lorenzo’s dood, in 1494, maakte koning Karel VIII van Frankrijk dankbaar gebruik van de instabiele situatie door vanuit Milaan langs Florence te trekken met een leger waarmee hij het koninkrijk Napels wilde veroveren. Het werd direct duidelijk hoe zwak de positie van de familie De’ Medici was. Piero gaf de Franse troepen toestemming de stad binnen te trekken, waarna er een opstand uitbrak die ertoe leidde dat de familie haar macht verloor. Het waren roerige tijden, maar Leonardo woonde in die tijd niet in zijn geboortestad. Van 1482 tot 1499 werkte hij voor de Hertog van Milaan, Ludovico Sforza, waar hij zijn eigen studio had, inclusief leerlingen. Hier werd hij in 1496 bevriend met de beroemde wiskundige Luca Pacioli, die hem zijn vondst van de gulden snede leerde en hem tekeningen van polyeders liet maken voor zijn Divina Proportione.6

Da Vinci met Fra Luca

Divina proportione

2. Vasari over de bekwaamheden van Leonardo

Leonardo da Vinci werd, zoals gezegd, geboren in 1452 en is overleden in 1519. Hij was een zoon van Ser Piero, notaris en later ambassadeur van de Florentijnse Republiek. Omdat hij een buitenechtelijk kind was werd hij door zijn broers met de nek aangekeken. Maar waarschijnlijk mede daardoor heeft hij al jong zijn talenten maximaal gebruikt om te tonen wie hij was, iemand die opviel door zijn kunnen.

Boek Vasari

Zijn biograaf, Giorgio Vasari, schrijft in zijn beroemde studie over kunstenaars van de Renaissance in het hoofdstuk over “Lionardo Da Vinci” dat hij nog gesproken heeft met mensen die Leonardo hadden gekend. Hij tekent hem als een mens die door hemelse invloeden werd bevoorrecht: “We zien op onvoorstelbare wijze hoe in één lichaam schoonheid, gratie en deugd samenkomen, zodat, waar hij zich ook heen wendt, elk van zijn handelingen dermate goddelijk is dat alle andere mensen in zijn schaduw staan. Wat hij kan, is hem door God gegeven, en niet verworven door menselijk kunnen.”7

Men ziet hoe Vasari hem de lucht insteekt. Zijn vader Ser Piero Da Vinci zag dat ook al bij het kind en heeft hem ondersteund. Hij zorgde dat zijn zoon in de leer mocht bij een bekende beeldhouwer en schilder, Andrea del Verrocchio. Diens beeld van David uit het museum Bargello in Florence is heel beroemd. Hij maakte het rond 1475, en gebruikte zijn leerling Leonardo als model: een ambitieuze en arrogante jongeman, waarvan zijn persoonlijke trekken goed zichtbaar zijn.8

Bijna de helft van zijn leven is Da Vinci van tijd tot tijd bezig geweest met een ruiterstandbeeld in Milaan, naast onnoemelijk veel andere zaken die hij deed. Zijn loopbaan als beeldhouwer is echter op niets uitgelopen, behalve een klein bronzen model dat nu in het Kunstmuseum van Boedapest staat.

Verocchio
Verrocchio, Da Vinci als model voor David
Ruiterstandbeeld
Da Vinci, model voor ruiterstandbeeld
Michelangelo
Da Vinci, de “wedstrijd” met Michelangelo:9 karton voor fresco (Slag bij Anghiari)

Toen Leonardo de kneepjes van het schildersvak kende, overvleugelde hij al gauw zijn meester op dit specifieke gebied. Op een schilderij van Verrocchio staan twee kleine engelen, tegen de achtergrond van een landschap met water en bergen, en dit gedeelte zou door Leonardo zijn geschilderd.

Doop van CHristus
Verrocchio, Doop van Christus, en Da Vinci, De engelen
Doop van CHristus
Verkondiging, (1474),
vroeger aan Ghirlandaio toegeschreven, nu aan Da Vinci, die toen 22 jaar was.

Als vierentwintigjarige hadden Leonardo en anderen volgens een openbare aanklacht tegen Iacopo Saltarelli, seksuele omgang met hem (Schneider, noot iv; S.59). Later werd Salai zowel zijn leerling als zijn levensgezel. Het was streng verboden, maar de kerkelijke autoriteiten vonden zijn werk kennelijk belangrijker dan wat zij zijn ‘zonde’ noemden (de r.k. kerk is officieel nog steeds deze mening toegedaan).

3. Homo universalis

Leonardo da Vinci werd niet alleen een van de beroemdste schilders uit de Florentijnse Republiek tijdens de Italiaanse renaissance, maar ook bekend als architect, uitvinder, ingenieur, filosoof, natuurkundige, scheikundige, anatomist, beeldhouwer en schrijver. Hij wordt gezien als het schoolvoorbeeld van het renaissance-ideaal van de homo universalis (universele mens) en als genie.10 Aan deze benamingen zit wel een prijskaartje: je kunt in alles wat je doet geniaal zijn, maar wanneer je op zoveel terreinen werkzaam bent, zal dat wat je aan werken tot stand brengt op elk terrein, in aantal geringer zijn dan dat van een specialist. Dat is ook bij Leonardo het geval. Zo kennen we van hem slechts een stuk of tien schilderijen en fresco’s en weten we dat hij ook mooie beelden heeft gemaakt. Hij had echter zelden het geduld om een werk af te maken. Dat vertrouwde hij toe aan zijn medewerkers, zoals Salai. Wanneer we hem vergelijken met schilders/beeldhouwers als Botticelli en Michelangelo, ook uit Florence, en architecten als Bramante die heel veel werk hebben afgeleverd, zoals in en rond de St Pieter te Rome, dan is zijn erfenis maar klein. Ook Leonardo trok, zij het een paar decennia eerder, naar Rome voor opdrachten, maar hij kreeg ze niet. Wist men dat hij zelden iets afmaakte? Of vond men zijn stijl te weinig afstandelijk, te weinig heilig, te levensecht? Vasari, die al deze kunstenaars uitvoerig heeft beschreven, en zelf zeer bevriend was met Michelangelo, zegt er niets over, maar de roem van Vasari’s vriend was in later tijd. Hoe het ook zij, in Rome kreeg Leonardo geen voet aan de grond. En toch zit er wat in Vasari’s woorden, dat alle andere mensen bij hem in de schaduw staan…

Leonardo begon zijn schetsen soms met een grote wirwar van lijnen, die geleidelijk aan in zijn hoofd de voorstelling lieten groeien zoals hij die wilde zien. Dat was ook het geval met zijn St Anna te drieën, een werk dat kennelijk een hele worsteling voor hem was. Wat hem voor ogen stond, kon hij niet zomaar verbeelden. We zien dat op voorschetsen.

Anna te Drieen Anna te Drieen Anna te Drieen

Geleidelijk groeiden deze schetsen uit tot het beroemde schilderij in het Louvre, dat ik hieronder toon.

Zijn werk maakt een levensechte indruk. We zullen dat vooral zien bij zijn Het laatste Avondmaal . Naar eigen zeggen zocht hij om de leerlingen van Jezus te verbeelden naar mensen die er uitzagen zoals hij de karakters van de discipelen wilde weergeven.

De kunsthistorica Marcia B. Hall heeft nagegaan dat er tijdens de Italiaanse Hoge Renaissance vier manieren van schilderen van kleuren werden gebruikt door schilders zoals Leonardo.11 Hij werkte, net als Rembrandt anderhalve eeuw later, met licht-donker effecten en bedacht of verbreidde de idee van sfumato, die een werkstuk levendiger maakt: het een ietsje wazig maken van de omtrekken van dingen en personen.

4. Mijn eerste bezoeken aan het Louvre

In de periode 1960-1961 was ik in Parijs werkzaam op een “atelier d’architecture”, vlakbij de Pont des Arts. Op zondagmorgen ging ik naar de kerkdienst in Le Temple du Louvre, en liep na afloop meestal even door het Musée du Louvre, aan de overkant van de weg. Op zondag was de toegang gratis en ik ging dan altijd naar het mooiste schilderij dat ik daar kende, Da Vinci’s St Anna te drieën uit 1510. Hierboven schreef ik over de worsteling van Da Vinci met dit thema.

Anna te Drieen
Da Vinci, De heilige Anna te drieën (1510; 168×130cm)

Hieronder zien we de Studie van het gezicht van een jonge vrouw (ca. 1483).12 Is dit “De mooiste tekening in de wereld”? De bekende Leonardo-onderzoeker Kenneth Clark bewaart die aanduiding voor dit jonge meisje met haar raadselachtige gezicht. We herkennen haar van het schilderij De Madonna op de rotsen. Ze is een voorstudie voor de engel rechts op dit werk. Het mooie is de combinatie van snelle, rake lijnen en de diepte van haar blik, wat dus lang niet altijd het geval was bij zijn werk, zoals blijkt uit zijn ‘gevecht’ met St Anna.

Jonge vrouw
Da Vinci: Studie van het gezicht van een jonge vrouw
Madonna op de rotsen
Da Vinci: Madonna op de rotsen

Vaak liep ik ook naar De Madonna op de rotsen. Zijn beroemdste werk, waar vanaf de ingang bordjes naar verwijzen, Mona Lisa, sprak mij minder aan. Daarom keerde ik na St Anna en De Madonna om en liep langs een ander werk dat mij erg goed beviel, een fresco van zijn tijd- en stadgenoot Botticelli uit de Villa Lemmi, in heel subtiele, zachte kleuren: Venus biedt een jong meisje geschenken aan.

Venus
Botticelli: Venus biedt een jong meisje geschenken aan (1483; 283×211)

Leonardo’s St Anna geïnspireerd door het christelijk geloof en Botticelli’s Venus geïnspireerd door de klassieke oudheid. Terwijl de eerste zich juist minder bezig hield met geloofszaken dan Botticelli, die zelfs nog een aanhanger is geweest van de fanatieke christen Savonarola.

Noten

1. Monroe C. Beardsley, Aesthetics from classical Greece to the Present. New York/London 1966.

2. Michel Angelo (1474, Caprese - 1564, Rome) is de beroemdste kunstenaar van de Renaissance. Veel kunstwerken van hem zijn nu nog te bewonderen, vooral in Florence, maar het bekendst is zijn Romeinse werk in de Vaticaanse Sixtijnse kapel. Michelangelo maakte een hele reeks fresco’s van profeten en sibillen, waaronder de Sibila Délfica. Op de schilderingen worden belangrijke gebeurtenissen uit de christelijke geschiedenis afgebeeld, ingedeeld in drie perioden: vóórdat Mozes de wet ontving, de tijd tussen Mozes en Christus en het tijdperk dat erop volgde. Het gewelf is het schoonst. Joke en ik, op een dag heel vroeg als eersten in de kapel, hebben een half uur op banken gelegen om gemakkelijk omhoog te kunnen kijken. Maar om alle driehonderd figuren die Michelangelo boven onze hoofden had geschilderd, te kunnen bewonderen, hadden we een dag moeten liggen, te midden van andere toeristen. In het midden bevindt zich het bekendste onderdeel van het fresco: De Schepping, waarop te zien is hoe God Adam het leven geeft. De andere schilderijen zijn gebaseerd op de scheppingsdagen en de geschiedenis van Noach, uit het bijbelboek Genesis.

3. De twee bekendste schilderijen van Botticelli zijn La Primavera (rond 1478) en De Geboorte van Venus (rond 1485). Ze werden gemaakt in opdracht van leden van de familie De Medici, en hangen in het Uffici.

4. M. Schneider, Biographie in Selbstzeugnissen, Schirmer/Mosel 2002, 62f. Zij heeft ook nauwkeurig nagegaan wat en wanneer Leonardo aan voedsel en wijn kocht, en verf en welke kleuren.

5. Savonarola (1452-1498) was een dominicaan en van 1494 tot 1498 heerser over de Florentijnse Republiek. Hij wordt vaak, met de Bohemer Jan Hus en de Engelsman John Wycliffe, tot de voorlopers van de Hervorming en het protestantisme gerekend, maar Savonarola bleef trouw aan de rooms-katholieke geloofsleer. Hij stond bekend om zijn anti-renaissancistische boetepreken, boekverbrandingen en de vernietiging van kunstwerken, bekend als vreugdevuur van de ijdelheden. Zijn acties luidden de tijdelijke ondergang van de Medici-familie in als machthebbers van Florence. Hij kwam in conflict met paus Alexander VI, wat uiteindelijk tot zijn dood op de brandstapel leidde.

6. Luca Pacioli, Divina Proportione. Geschreven in 1498, met veel illustraties van Da Vinci; gepubliceerd in Venetië (1509). Vgl. M.Schneider (zie noot iv, hier S.124vv). Polyeders zijn objecten in drie dimensies, die uitsluitend door een eindig aantal veelhoeken worden begrensd. Eenvoudige voorbeelden zijn de balk, de kubus en de piramide.

7. Giorgio Vasari, Het leven van de meest excellente schilders, beeldhouwers en architecten; (…) geschiedenis van de Italiaanse kunst, Firenze 1550/1568. Lionardo Da Vinci. Ital. 557-567; Duitse vertaling Nikol, Hamburg 2010, S. 342-362.

8. Foto en tekst uit Belser Stilgeschichte 3, Stuttgart 1993 (gedeelte M. Wundram, Renaissance und Manierismus, hier S. 102).

9. In de Sala Grande van het Palazzo Vecchio zouden de groten onder de Florentijnse schilders, Michelangelo en Da Vinci, beiden ter meerdere glorie van Florence een lange wand vullen met een historische overwinning uit vroeger tijden. Michelangelo is nooit aan begonnen aan zijn opdracht, de Cascina-slag. Da Vinci heeft zich er serieus mee beziggehouden tussen 1504 en 1506: de Slag bij Anghiari. Hij maakte vele schetsen, het begin van een muurschildering (later weggehaald) een ‘karton’ (afm. 85 × 115 cm; hierboven weergegeven).

10. Volgens Kant (1800) is het genie aangeboren, niet in alle mensen, en kan het niet worden aangeleerd. Het genie heeft het vermogen esthetische ideeën weer te geven. Gadamer (1960) komt het meest in de buurt van het moderne, empirische denken. Hij zegt, het genie bestaat niet, niet op de manier hoe voorgaande filosofen het begrijpen althans, alleen in de zin van geslaagde kunstenaar.

11. Deze vier manieren zijn: Chiaroscuro. Bijzonder is Leonardo’s gebruik van het licht bij de overgang van de omgeving naar de afbeelding (clair-obscur: licht-donker of omgekeerd), een techniek die ook tegenwoordig wordt toegepast in film en fotografie. De licht-donkercontrasten worden vaak sterker aangezet dan ze in werkelijkheid zijn. Sfumato. Dit is een techniek waarbij schilders de omtrekken in een schilderij wazig maken en laten vervloeien. De techniek wordt het meest in verband gebracht met Leonardo, maar de techniek van Da Vinci is nagevolgd door latere schilders. Door deze techniek staan zijn onderwerpen, zoals de Mona Lisa, niet stil en volkomen gefixeerd voor de achtergrond, maar lijken te leven en te bewegen. Dit in tegenstelling tot de primitiever aandoende werken van zijn tijdgenoten. Het effect wordt bereikt door verschillende transparante kleurlagen aan te brengen. Sfumato is alleen mogelijk met transparante soorten olieverf en niet met de dekkende temperaverf, die voor de uitvinding van de olieverf werd gebruikt. Cangiante. De term is Italiaans voor ‘veranderen’. Bij deze wijze van schilderen verandert de schilder met behulp van kleuren van een lichtere laag naar een iets donkerder laag, of omgekeerd. Dit concept stamt reeds van Giotto (1266 -1337). Toen had men nog een kleiner palet aan kleuren en maakte dat men schaduwen kon verdiepen zonder bij te mengen met grijze of zwarte kleuren. Unione werd ontwikkeld door Rafaël. Het is vergelijkbaar met sfumato, maar is nuttiger voor de randen van clair-obscur, wanneer er levendige kleurverschillen bij betrokken zijn. Net als bij clair-obscur brengt unione de contrasten over, en als sfumato streeft het naar harmonie en eenheid, maar ook naar coloristische rijkdom. Unione is zachter dan clair-obscur in de zoektocht naar de juiste toonsoort. Er moet de harmonie zijn tussen licht en donker, zonder de excessen en accentuering van een clair-obscurmodus. Rafaëls La belle Jardinière is een mooi voorbeeld van zijn nieuwe techniek.

12. Deze studie van het hoofd van een meisje staat, evenals andere schetsen van mensen, dieren en landschappen, in Zöllner/Nathan, Das zeichnerische Werk (S. 272; zie noot xvii. Het portret uit 1483 hangt in de Biblioteca Reale in Turijn, evenals het zgn. zelfportret uit 1510, dat op S. 380 is weergegeven).