Albert Ploeger Kunstmeditaties

(Categorie: Essays)

Leonardo Da Vinci (1452-1519) II – Werk

  1. Theologische kijk op Da Vinci’s werk, waaronder L’Ultima Cena
  2. Alle schilderwerk van Da Vinci en mythen rond zijn dood
  3. Homo universalis (B)
  4. Lang leve Leonardo!

5. Theologische kijk op Da Vinci’s werk, waaronder L’Ultima Cena

Anna te Drieen
Da Vinci, De heilige Anna te drieën (1510; 168×130cm)

Na mijn studie theologie (1964-1973) en alles wat daarop volgde, weet ik niet alleen kunsthistorische dingen over St Anna te drieën, maar tevens theologische. En kan ik ook het volgende verhaal over het schilderij houden.

“Anna, Maria, Jezus en het lam Gods. Zo klein als hij is, heeft Jezus het lam al omarmd (Joh. 1:36). Anna kijkt liefdevol én meewarig naar haar dochter Maria die haar zoon wil weerhouden van het lijden dat hem te wachten staat (Lucas 2:35). Hij kan nog niet praten, maar kijkt zijn moeder aan, zo van: Nee, het is mijn uur nog niet (Joh. 7:8), maar je weet toch waarvoor ik op aarde ben gekomen?”

Ruim dertig jaar later is het wel zover. Jezus viert voor de laatste keer het joodse Pascha, samen met zijn twaalf leerlingen. Er ontstaat grote opwinding wanneer Jezus tijdens de maaltijd zegt: “Zeker is het, zeg ik u, dat één van u mij zal overgeven!”1 Heel bedroefd beginnen zij tot hem te zeggen, één voor één: dat ben ik toch niet, heer? Ten antwoord zegt hij: wie met mij de hand indoopt in de schaal die zal mij overgeven (…) Ten antwoord zegt Judas, die hem zal overgeven: ik ben het toch niet, rabbi? Hij zegt tot hem: dat zeg jij!” (Matteüs 26: 21-25).

Leonardo da Vinci verbeeldde deze scene in opdracht van hertog Ludovico Sforza in de refter van het Santa Maria delle Grazie, een dominicaner klooster in Milaan. Het is een fresco, een muurschildering en heet in het Italiaans, Il Cenacolo, of L’Ultima Cena, gebaseerd op de evangeliën van Matteüs en Johannes 13:21vv. Hij deed er, zoals steeds, erg lang over, van 1494-1498. Het werk meet 460×880 cm. Helaas hechtten de beide grondverflagen al niet goed en daardoor de tempera en olieverf van het werk ook niet. Gelukkig hebben restauraties gemaakt, dat het werk niet verder achteruit kan gaan.

Ultima Cena
Da Vinci: L’Ultima Cena

Giorgio Vasari, schrijft in zijn beroemde werk Het leven van de meest excellente schilders, beeldhouwers en architecten; (…) geschiedenis van de Italiaanse kunst, in zijn hoofdstuk over Lionardo Da Vinci het volgende. “In het jaar 1494 (…) werd Lodovico Sforza gekozen als hertog van Milaan. Omdat hij zoveel hield van luitspel, werd Lionardo eervol naar Milaan beroepen door de hertog. (Want hij had zijn luit zelf gemaakt en de klank overtrof die van alle andere musici. Ook was hij op dat moment de beste dichter en niemand overtrof zijn schilderwerk). Voor het klooster van de Dominicanen schilderde hij een Avondmaal dat meer dan treffend was. De koppen van de apostelen gaf hij zoveel majesteit en schoonheid, dat hij het hoofd van de Heiland niet af maakte, omdat het die van zijn leerlingen nog verre moest overtreffen. Want hij was ervan overtuigd dat hij het niet de goddelijkheid kon verlenen die vereist was voor een beeld van Christus. Ook het tegendeel, de uitbeelding van Judas, lukte hem al nauwelijks. Zo werd het werk onafgemaakt getoond aan de Milanese bevolking. Ze waren er zeker van dat het Leonardo heel goed gelukt was om de bange zorg uit te drukken die ze voelden na Jezus’ woorden over het verraad. En niet in het minst hoe hij de trots, de haat en het verraad in Judas gezicht had weergegeven. De prior werd heel erg ongedurig dat Leonardo niet verder opschoot met Christus en stuurde hem naar de hertog. Deze benaderde hem voorzichtig, en Leonardo zei, “Wat begrijpen die kloosterbroeders van schilderen? Ze spreken weliswaar de waarheid dat het lang geleden is, dat ik in de zaal stond, maar ze zeggen niet de waarheid als ze vertellen dat ik niet elke dag twee uur met het werk bezig ben.” “Maar hoe kan dat”, zei de hertog, “wanneer je niet naar de zaal gaat?” Half lachend antwoordde Vinci hem: “Doorluchtige Heer, ik moest eerst nog de kop van Judas schilderen, die de grote verrader was, zoals u weet, en hij verdient het daarom dat zijn gezicht weergegeven wordt zoals past bij zijn verschrikkelijke laagheid. Nou, hoewel er onder de kloosterbroeders die mij aanklagen, velen zijn die heel erg lijken op Judas zoals ik mij hem voorstel, wilde ik hen niet te schande maken en liep wel zo’n jaar elke dag, en ook ’s nachts in de Borghetto, waar gemeen, laagstaand volk woont, veel grote schurken, om te kijken of er niet eentje rondloopt die ik als het juiste beeld van de booswicht kan gebruiken (…), En ik dacht, wanneer me dat niet lukt zal ik het gezicht van de prior gebruiken, die mij zo belastert; het zou wonderwel passen.”

Judaskop
Da Vinci, Studie voor Judas’ kop

De hertog kon zijn lachen haast niet laten. Tenslotte vond Leonardo iemand met een gemeen tronie, dat hij nog aandikte met details van andere rotkoppen, zodat het verraad hem op het voorhoofd geschreven scheen. Hij nam afscheid van de hertog met de woorden: “De hoogste geesten kunnen soms het meeste scheppen, wanneer ze het minst werken, en wel wanneer ze in de geest volkomen ideeën vormen, die dan later door de handen kunnen worden uitgedrukt.”2

Zijn wens om het volmaakte te schilderen was volgens Vasari de reden, waarom Leonardo bijna al zijn werken nooit heeft afgemaakt; “zijn verheven en heerlijke geest verhinderde zijn al te grote streven om iets altijd maar weer nog volkomener te willen maken.”

Op Het Laatste Avondmaal zien we – tenslotte toch – Jezus, en rondom hem een stelletje ongeregeld, daar aan tafel! De bekende kunsthistoricus Gombrich vermeldde dat Goethe, toen hij over Leonardo’s avondmaal schreef, het noodzakelijk vond om zijn Duitse publiek eraan te herinneren, dat men in Italië theatraler reageert als in noordelijker landen. Dit betonen van emoties sprak daar juist vanzelf.3 Maar het was dan ook verschrikkelijk wat de leerlingen hoorden uit Jezus’ mond – “één van jullie zal mij verraden!”

Het ging over Judas. Aan de linkerkant van de tafel is Bartholomeüs opgesprongen, naast hem heffen Jacobus minor en Andreas verschrikt hun handen op. Ook Petrus is opgestaan van zijn stoel en kijkt kwaad naar het middelpunt van de tafel. Voor hem zien we Judas, die met zijn rechterhand de geldbuidel met zijn verradersloon omknelt. Tot dan toe werd Judas altijd weergegeven terwijl hij apart zit aan de andere kant van de tafel, maar Leonardo zet hem voor Johannes, die bijna contemplatief voor zich uitstaart. Jezus zit stil in het midden, met achter zich een raam; rechts van hem zien we twee groepjes van drie: Thomas, Jacobus maior en Filippus en dan Matteüs, Taddeüs en Simon.

Alle personen vallen apart op door hun gebaren en mimiek. Leonardo dacht intensief na over alles wat hij kon weten van de personen, hun eigenschappen, karakter, jong of oud, enzovoort. Over hun kleding en wijze van bewegen. Daarvoor ging hij op wandelingen na hoe mensen zich gedroegen en zich gekleed hadden. Daar maakte hij, schreef later Giraldi, schetsen van in zijn notitieboek (componimento inculto).4 Ook keek hij rond naar handen en gezichten die hij kon gebruiken. Over Judas zei Leonardo, dat hij lang heeft rondgekeken naar ongure typen met een misdadig uiterlijk, totdat hij eindelijk het gevoel had dat hij de verrader kon verbeelden. Het was de laatste leerling voordat hij Jezus ging schilderen.5

6. Alle schilderwerken van Da Vinci en mythen rond zijn dood

Het Laatste Avondmaal is één van de weinige, te weten negen werken die geheel door Da Vinci werden geschilderd.6 Dat geldt ook voor De heilige Anna te drieën. Daaraan voorafgaand kwamen – veronderstelt men – 1) Het portret van Ginevra de’ Benci (privé bezit; ong. 1479) en zeker ook de onvoltooide werken 2) Hieronymus in de woestijn (Vaticaan, ong.1480) en 3) Aanbidding van de Heilige Drie Koningen (Uffizi, ong. 1482); in zijn periode van werkzaamheid in Milaan de 4) Madonna op de rotsen (ong. 1484). Na 5) Het laatste Avondmaal (1495-1498) kennen we nog een grote tekening 6) Maagd en kind met St Anna en Johannes de Doper (ong. 1500), de 7) Mona Lisa of La Gioconda (1503-1505/1507); het was een van de werken die hij tot zijn dood overal mee naartoe nam, wat ook geldt voor 8) Johannes de Doper (1500-1506) en voor het reeds genoemde werk 9) St. Anna te drieën (1510). Dat is wat er is overgebleven van zijn geschilderde oeuvre. Men kan de lijst zien op Wikipedia, waar ook nog andere “aanvaarde of waarschijnlijke toeschrijvingen” staan. Het is weinig, maar het is van de allergrootste klasse, zegt Vasari. “Om zijn emoties tijdens het schilderen van Mona Lisa de baas te blijven, had hij altijd iemand bij zich die zong, speelde of grappen maakte. Zo kon hij de ernst van het werk aan; er zweefde zulk een liefelijk lachen over haar lippen dat het eerder een werk leek te zijn van hemelse als van menselijke hand, zodat men het bewonderenswaardig vond omdat het geheel gelijk was aan het leven.” (357). De drie laatst genoemde werken waren na zijn dood eerst in het bezit van de Franse koningen, en sinds de revolutie worden ze tentoongesteld in het Louvre.

Hieronymus
Da Vinci, Hieronymus in de woestijn (Vaticaan; 1480)
Grijsaard
Da Vinci, Portret van een grijsaard (1510-1515)

In 1516 ging Leonardo werken voor koning Frans I van Frankrijk nabij het kasteel van Amboise. Daar overleed hij begin mei 1519. Vasari weet het weer bloemrijk te vertellen. Leonardo had al maanden ernstig ziek te bed gelegen maar “toen hij zijn einde voelde naderen wilde hij ijverig onderricht worden in de katholieke ritus en in onze goede, heilige christelijke godsdienst; hij biechtte berouwvol onder veel tranen en hoewel hij niet meer op zijn voeten kon staan liet hij zich toch, ondersteund door zijn vrienden en dienaren, deemoedig buiten het bed het heilig sacrament van de stervenden toedienen. (…) De koning kwam en Leonardo richtte zich op zodat hij op het bed kon zitten, schetste hem omstandig zijn ellende en zei, dat hij tegenover God en mensen gefaald had en in de kunst niet gedaan had waartoe hij verplicht was. Dit kostte hem zoveel inspanning dat hij nog verder wegzakte, wat de voorbode van zijn dood was. Daarom stond de koning op en omvatte zijn hoofd” (360v), “waarop Leonardo’s goddelijke geest wist dat hem geen grotere eer te beurt kon vallen en hij stierf in de armen van de koning, vijfenzeventig jaar oud.”

Anna te Drieen
J.-A. D. Ingres, Da Vinci sterft (1818; Petit Palais, Parijs; 40×72 cm)

In werkelijkheid ging het anders toe. Da Vinci stierf op 2 mei 1519, oud zevenenzestig jaar, en ligt niet begraven in de Kapel van St. Hubertus in het kasteel van Amboise, maar werd bijgezet in de kruisgang van de kerk St Florentin in Amboise. In de godsdienstoorlogen is alles verwoest. Zijn beschermheer, de Franse koning was niet bij hem; bronnen zeggen dat koning Frans I helemaal niet in de buurt was. Maar toch kreeg de anekdote mythische proporties: de koning die zijn eer bewijst aan de grote homo universalis Da Vinci. Links de geestelijke die Leonardo bediend heeft. Meerdere kunstenaars onder wie Jean-Auguste Dominique Ingres vereeuwigden de scene.

Joke en ik bezochten in Arezzo de woning van Vasari (1511-1574). Hij was zelf een beroemd kunstschilder en architect van onder meer het Uffizi in Florence. Hij houdt niet op met zijn lofzang over Leonardo. De stad Florence kreeg door de geboorte van de schilder het grootste geschenk dat ze ooit heeft ontvangen en haar inwoners hebben door zijn dood een meer dan bitter verlies geleden. Voor de kunst van het werken met olieverf heeft hij een bepaalde wijze van het maken van schaduw uitgevonden, chiaroscuro (licht-donker), die sindsdien door latere kunstenaars werd gebruikt om hun verbeeldingen krachtiger te maken en scherpere markering te geven.7

7. Homo universalis (B)

Het bleef bij Leonardo niet bij één specialisatie. Hij wordt niet voor niets een universeel mens en een genie genoemd want hij was buitengewoon begaafd op vele gebieden.

Arno bij Vinci
Dal van de Arno, nabij Vinci. Leonardo’s oudst bekende tekening (1473). Museum Uffizi Florence.

Dat zagen Joke en ik in het museum in zijn geboorteplaats Vinci. Hij was architect, uitvinder, ingenieur, filosoof, natuurkundige, scheikundige, anatomist, beeldhouwer, schrijver en schilder. Hij vond van alles uit, had zoveel ideeën dat er slechts weinig verder ontwikkeld is, laat staan uitgevoerd.

De waterwerken

Dit gold zeker ook voor zijn waterwerken. Die heeft hij overal in vlakke gedeelten van Noord-Italië beschreven. Bekend is, dat de Turken bij hun pogingen Europa te veroveren ook langs wegen ten noorden van Venetië wilden trekken. Da Vinci heeft in april 1500 voorstellen gedaan om aan de noordkant van de Adriatische zee met behulp van bomen in het water van de rivier de Isonzo een onneembare barrière te maken in geval van Turkse invallen (Schneider, o.c. 142ff). In die tijd doet hij van alles en nog wat, opmerkelijke zaken, maar weinig dat beklijft.

Later, toen hij in dienst trad bij de Franse koning klaagde deze dat zijn land altijd problemen had bij de doorvaart in de Straat van Gibraltar. Er waren veel heersers aan de Middellandse Zee die deze doorgang naar de Atlantische Oceaan in hun macht wilden hebben, en Frankrijk was er slechts één van. Da Vinci bedacht een groots plan. Hij stelde voor een kanaal te graven door de Montagne Noire, over het laagste deel van de Pyreneeën, dat verderop via de Garonne, langs Toulouse en verder ten noorden van Bordeaux uit zou komen in de Oceaan.

Canal du midi

Maar het lukte hem niet om verder te komen dan een onderzoek naar de mogelijkheid van zo’n kanaal. Joke en ik brachten in 2004 een bezoek aan het Canal du Midi, waar Joke nog een uurtje sluiswachterswerk verrichtte bij “l’écluse de l’Aiguille de Puichéric”. Ter plekke kon je aan de hand van mijn kaart beter begrijpen waarom het Leonardo niet was gelukt. Hij had misschien wel een kanaal kunnen graven, met heel veel sluizen, zoals dat anderhalve eeuw later is gedaan door de kennelijk schatrijke baron Pierre-Paul Riquet, uit het nabijgelegen Béziers. Maar het water in het kanaal zou op hoge gedeelten zijn weggezakt, zodat het vaak droog had gelegen. Riquet kende het gebied en wist met 15000 arbeiders in 14 jaar kanaaltjes te maken die water van hoger gelegen plaatsen ook bij droogte naar zijn kanaal bleven vervoeren. Riquet heeft voor zijn financiële inzet en technische kundigheid terecht een standbeeld gekregen in Béziers. Het kanaal heeft 64 sluizen, waarvan 16 het water laten dalen aan de kant van de Garonne, en 48 naar de kant van de zee. Het werk van Riquet uit de 17e eeuw is inmiddels beloond met de titel werelderfgoed.

Leonardo had een groots plan, maar daar bleef het bij, net zoals bij zijn droom om te gaan vliegen. Ook voor het droogleggen van moerassen en het graven van afwateringskanalen heeft hij zeer veel voorstellen gedaan maar slechts een klein deel van zijn suggesties is uitgevoerd. In een brief uit 1508 vraagt hij, zelf weer woonachtig in Florence, aan senator Melzi hoe het staat met de uitvoering van zijn plannen voor de regulering van wateren rond Milaan. In 1509 heeft hij in wat later de Codex Leicester zal heten zijn waarnemingen over het waterbeheer rond Milaan opgenomen. Daarin staan ook mooie details, o.a. over de werking van zonnestralen die door het wateroppervlakte de bodem beschijnen; en zijn bevindingen over een waterdruppel. Het groeiproces van haren van mens en dier, van planten, bladeren en grassen, zegt hij, is mogelijk “vanuit de ziel van de aarde; haar vlees is het aardrijk. Haar botten zijn de op elkaar volgende verbindingen van het gesteente (…), haar bloed zijn de wateraderen, zoals de bloedzee rond het hart…”.

Anatomisch werk

Want Leonardo heeft niet alleen naar de uiterlijke natuur gekeken, maar ook secties verricht op dieren en mensen, eerder dan de Vlaming Vesalius en ver voor Rembrandts Anatomische les van Dr. Tulp. In de winter van 1507/08 verrichtte hij deze secties, o.a. op een man van over de honderd en op een tweejarig kind. “Op een bed zittend in het ziekenhuis Santa Maria Nova, zei een oude man mij, dat hij meer dan honderd jaar was. Zonder enig spoor van pijn of zo, overleed hij en ik verrichtte meteen sectie om te zien waarom hij overleed zonder tekenen van een kwaal. Het kwam, omdat zijn bloed en aderen zo verdord waren, dat het bloed niet meer kon stromen. (…) Een andere anatomie was een tweejarig kind, waar ik het tegendeel vond van alles wat ik bij de oude man had gevonden.” “Daarnaast heeft hij in de anatomiescholen van artsen ook op foetussen sectie verricht en op lijken van kort daarvoor terechtgestelde misdadigers, onverschillig tegenover het onmenselijke en walging verwekkende van deze studies. En dat enkel en alleen om te leren hoe geraamtes en spieren, in elkaar zitten en hoe hij buigen en strekken van ledematen nauwgezet kon verbeelden”.8

Anatomie
Anatomie

Leonardo’s tekeningen over dit onderwerp zijn de eersten uit de geschiedenis; daarvoor waren er enkel beschrijvingen. Het tekent zijn nieuwsgierigheid om tot het uiterste te gaan in het doordringen in wat tot die tijd verborgen geheimen van de natuur werden genoemd. Van hem is bekend dat hij zorgvuldig schoongemaakte darmen liet drogen om ze dan vol lucht te blazen zodat ze hele ruimten vulden en de aanwezigen liet wegvluchten. Ik heb als jongen een paar weken bij een slager lange einden darm moeten schoonwassen om er worst in te kunnen stoppen, en kan me iets voorstellen bij de fratsen van Da Vinci. Het was goed dat artsen moesten leren hoe een lichaam in elkaar zit, al was de kerk daar in zijn tijd niet van gediend. Zij vond dat dit ingrijpen was in Gods schepping.

8. Lang leve Leonardo!

Alba madonna
Rafaël, Alba Madonna (typerend voor zijn werkwijze)
Johannes de Doper
Da Vinci, Johannes de Doper
Anna te Drieen
Da Vinci, St Anna te drieën

Pablo Picasso zei, verwijzend naar het werk van Leonardo, Johannes de Doper, die naar de hemel wijst: “Ja, da Vinci belooft ons de hemel, kijk maar naar de opgeheven vinger (…), maar Rafaël geeft hem ons.” Vroeger zou ik het eens zijn met Picasso. Ik reisde een keer vanuit Princeton naar Washington, voornamelijk om daar Rafaëls prachtige werk de Alba Madonna in werkelijkheid te zien. Ik kende al de meeste Rafaëls, maar vermoedde dat ik deze het mooist zou vinden. Het was zo. Een half uur stond ik alleen voor het doek, intens genietend.

Al is mijn liefde voor Rafaël na twintig jaar ook niet meer zo groot als rond 2000, de Alba Madonna vind ik (subjectieve keuze!), nog steeds een van mijn favorieten, naast bijvoorbeeld sommige werken van Mondriaan, Picasso en Karel Appel.

En Da Vinci. Want mijn smaak voor de schilderkunst van de Renaissance, een tijdlang vooral Rafaël en Botticelli, is klaarblijkelijk toch wel weer veranderd; ik vind hun werk nog steeds heel aantrekkelijk, esthetisch verfijnd. Maar Da Vinci’s is natuurlijker, levensechter, en mijn voorliefde is nu weer die van Parijs 1960. Als ik daar nog woonde zou ik, net als later toen Joke en ik op bezoek waren in Parijs, weer geregeld even een groet brengen aan Anna, Maria en Jezus, met het lam.

Lang leve Leonardo da Vinci!

Noten

1. Vertaling Naardense Bijbel.

2. Vasari, o.c. (zie noot 7 van Da Vinci I), S. 352.

3. Das Gombrichlesebuch, Phaidon Verlag, Berlin, 2003, S. 129f.

4. M. Schneider (zie noot 4 van Da Vinci I), hier Giraldi (tijdgenoot, die vaak aanwezig was als Leonardo werkte aan het Avondmaal), 118 en zijn vader, Giraldi Centhio 1554, 118ff.

5. De gegevens over Het laatste Avondmaal heb ik uit veel kunststudies, maar met name uit de Duitse weergave van G. Vasari, Künstler der Renaissance, Nikol 2010, en de overzichtswerken van uitg. Taschen (2011), Leonardo da Vinci, Sämtliche Gemälde (F. Zöllner); Das zeichnerische Werk (Zöllner/Nathan).

6. Ik laat de werken met vraagtekens, vooral dat van Verrocchio en dat van Ghirlandaio; de koperets van Hollar Wenzel (gebaseerd op niet meer aanwezige tekeningen van Leonardo), en Salvator Mundi buiten beschouwing.

7. Chiaroscuro is een manier om objecten vorm te geven door nauwelijks zichtbare overgang van licht naar donker. Dat was heel moeilijk, want alle schilderwerk moest vlug worden gedaan met pigment, gemengd in het snel drogende medium tempera, een mengsel van eierstruis of melk. Zie ook noot 11 van Da Vinci I.

8. Zie de werken van Zöllner/Nathan uit noot 5.